Klaas van der Veen: lidnummer 0001
Op maandagavond overleed Klaas van der Veen. Hij was medeoprichter van de Supportersvereniging in 1962. Vier jaar geleden verscheen een uitgebreid interview van hem in de jubileumkrant vanwege het 50-jarig bestaan van de vereniging. Ter nagedachtenis aan Klaas publiceren wij vandaag nogmaals dit artikel.
“Ik voetbalde als jongen bij Quick, de club van de middenstand in Nijmegen. Mijn vader had een winkel in accordeons in de Van Welderenstraat, dus het was logisch dat ik daar terechtkwam. Maar Quick was principieel tegen het betalen van voetballers en bleef amateurclub toen het betaald voetbal werd ingevoerd. Door een kennis ben ik meegenomen naar NEC en dat was veel interessanter om te kijken: ze speelden landelijk, Quick alleen maar in de provincie.” Al snel ging Klaas mee naar uitwedstrijden en werd lid van de Supportersvereniging. Dat was een ‘reizende’ vereniging, met als doel gezamenlijk de uitwedstrijden te bezoeken. “Het was maar een kleine vereniging, met veertig leden, die op het punt stond failliet te gaan. Ze gaven veel te veel geld uit, ook bijvoorbeeld aan kostuums voor de spelers. Op een edenvergadering is die vereniging toen opgeheven en op dezelfde avond heb ik met een paar anderen het initiatief genomen een nieuwe vereniging te starten.”
Klaas wordt secretaris, Dick Overdijk voorzitter, Wim Teeuwsen penningmeester en Teun Prudon is met Jo Eijgelsheim bestuurslid. “Wij zijn gewoon begonnen en hebben binnen een half jaar de schuld van de vorige vereniging weten weg te werken, door allerlei acties als het inzamelen van oud papier. Maar toen bleek dat we het juridisch niet goed hadden geregeld: als er met een lid iets zou gebeuren bij een uitwedstrijd, waren wij persoonlijk aansprakelijk. Uiteindelijk hebben we ons in 1963 bij de Kamer van Koophandel laten inschrijven en werd het allemaal officieel.”
Een zak met geld
Het organiseren van vervoer naar uitwedstrijden blijft in het begin de belangrijkste taak. “We hadden veertig leden en voor 100 gulden konden ze mee naar alle uitwedstrijden. Maar niet-leden konden voor elke wedstrijd ook kaarten kopen en dan gingen we vaak met wel vijf of zes bussen. Als Supportersvereniging regelden wij de kaartverkoop voor de uitwedstrijden zelf, via de sigarenzaken in de stad. In het weekend voor een wedstrijd zorgden wij dat de sigarenzaken de kaarten in huis kregen en op zaterdagmiddag na twee uur haalden wij dan het geld en de overgebleven kaarten bij hen op. Alle wedstrijden waren toen nog op zondag. Op zaterdagavond konden we Ruwel, de chef van de Gelderse Tramwegen (GTW), dan vertellen hoeveel bussen we nodig hadden. Op zondagochtend gingen twee bestuursleden naar het stadion van de tegenstander om de kaarten af te rekenen. En om onverkochte kaarten in te leveren, vóór half één; dat was vaak flink stressen.” NEC promoveert in de jaren zestig van de Tweede naar de Eerste Divisie en in 1967 naar de Eredivisie. De belangstelling neemt flink toe en regelmatig rijden er vijftig bussen of meer. Het hoogtepunt komt in 1973, als NEC de bekerfinale in De Kuip bereikt tegen NAC. “We gingen met 120 bussen, drie treinen en een boot naar Rotterdam. Ik zou op maandag het geld ophalen bij de sigarenzaken, maar die wilden er zo snel mogelijk vanaf. Ze hadden allemaal duizenden guldens in kas, dat niet van hen was. Ik heb het daarom al op zaterdag opgehaald, maar ik zou dat weekend weggaan voor familiebezoek. Ik zat met zo’n 100.000 gulden in huis en dacht: ‘oh, wat moet ik hiermee?’ Ik heb toen geredeneerd: ’waar zoeken dieven niet’ en heb het in een vuilniszak gedaan die ik tussen andere in mijn tuin heb gezet. Dat weekend was ik er helemaal niet gerust op en maandagochtend ben ik snel naar huis gereden en heb de vuilniszak naar de bank gebracht: ‘dit kom ik hier storten’. Haha.”
Van reizend naar steunend
De eerste voorzitter, Dick Overdijk, was afkomstig van de failliete voorloper van de Supportersvereniging en vertrok al na een jaar. “Hij was nogal volgzaam naar het bestuur van NEC, terwijl ik vond dat we onafhankelijk moesten zijn. Het draait uiteindelijk allemaal om de supporters: geen publiek, geen belangstelling van sponsors, geen basis voor de club. Daarna werd Kees Cornelis [de vader van…] voorzitter, die werd opgevolgd door Hein Donkers. De vereniging veranderde geleidelijk van ‘reizende’ naar ‘steunende’ leden. De focus lag niet alleen maar op het organiseren van het vervoer naar de uitwedstrijden, maar vooral op het gezamenlijk ondersteunen van de club door de supporters te binden. We organiseerden ieder jaar een uitstapje naar bijvoorbeeld een pretpark, voor een minimaal bedrag. Met dank aan onze sponsors.”
Klaas blijkt een meester in het sluiten van goede deals. “Voor grote wedstrijden, zoals de bekerfi nale of de promotiewedstrijd in Volendam [1975], ging ik dan naar Vissers meubelen die de kosten van twintig bussen wilden betalen. De Gelderlander publiceerde dat in een thermometer. Tilders meubelen wilde daar overheen, dus betaalden zij 25 bussen. Dan belde ik weer met Vissers, die niet wilden onderdoen en dan zeiden: ‘wij doen 30 bussen!’. Zo speelden we ze een beetje uit, waardoor alle bussen voor de supporters gratis waren en er ook nog geld over was om een korting op de toegangsprijs te geven. Maar ik was daar toen dag en nacht mee bezig, hoor.”
“Toen ik in 1999 opstapte als bestuurslid, hadden we zo’n 800 leden die echt betrokken waren bij de club. Ook de sponsoren waren betrokken, want de chauffeurs van de bussen wilden best kosteloos rijden als hun vrouw gratis mee mocht met een uitstapje. Dat is wel veranderd met de komst van de combiregeling en de verzakelijking van de maatschappij.”
Tekst: Michel Gunsing